E-communicatie mag niet oneerlijk zijn
Het zijn niet enkel de misleidende of agressieve praktijken die als ‘oneerlijk’ worden beschouwd..
Het WMPC duidt als ‘oneerlijk’ aan iedere praktijk die ‘a) in strijd is met de vereisten van professionele toewijding’ en ‘b) het economische gedrag van de gemiddelde consument die zij bereikt of op wie zij gericht is of, indien zij op een bepaalde groep consumenten gericht is, het economische gedrag van het gemiddelde lid van deze groep, met betrekking tot het onderliggende product wezenlijk verstoort of kan verstoren’.
De ‘vereisten van de professionele toewijding’ zijn niet gedefinieerd; echter, deze zullen geschonden zijn telkens wanneer het bedrijf handelt in strijd met om het even welk wettelijk voorschrift.
Het WMPC omschrijft wel het wezenlijk verstoren van het economisch gedrag van de consumenten: dit omvat het gebruik van een handelspraktijk ‘om het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar te beperken, waardoor de consument tot een transactie besluit waartoe hij anders niet had besloten’ (Artikel 2(30) WMPC).
In iedere geval, zullen zowel rechtspraak als beslissingen van de JEP (Jury voor Ethische Praktijken inzake reclame, www.jep.be) zeer nuttig zijn in het evalueren van het al dan niet eerlijk karakter van specifieke gevallen van e-communicatie.