E-Reputation Law - a case study on e-reputation

For further information, please visit the e-reputation law website

E-Reputation Law

Gevolgen van onwettigheid van e-communicatie

Een goed begrip van de wettelijke regels die beschreven staan in de vorige hoofdstukken zullen een bedrijf toelaten de potentiële onwettigheden van bepaalde online handelspraktijken die zij in gedachte hebben te identificeren. Om op een behoorlijke manier te beslissen of het risico het nemen waard is, is het nuttig te weten welke straffen men kan oplopen.

Allereerst, voorzien zowel de WEH als de WMPC in een administratieve en criminele procedure in verschillende stappen, dewelke in theorie kunnen gaan van een waarschuwing tot een strafrechtelijke boete. In de praktijk, echter, zijn de strafrechtelijke boetes vooral een afschrikmiddel, aangezien zij een vervolging met zich meebrengen (en bijgevolg een klacht vereisen). In de overgrote meerderheid van de gevallen, zal een bedrijf een voorstel tot minnelijke schikking van de betrokken overheden aanvaarden, aangezien dit het einde betekent van iedere strafrechtelijke vervolging. Wanneer de overtreding ‘te goeder trouw’ is gebeurd in het kader van de WMPC, zal de strafrechtelijke boete variëren tussen de 1.500 en 60.000 EUR. Met betrekking tot de WEH zullen de overtredingen ‘te goeder trouw’ aanleiding geven tot strafrechtelijke boetes tussen 1.500 en 150.000 EUR; in het geval ‘te goeder trouw’ niet is voldaan aan de vereisten van de identificeerbaarheid of de transparantie, tussen 1.500 en 60.000 EUR.

Daarnaast kan iedere persoon (bvb. een consument) van de rechter een stakingsbevel bekomen ten aanzien van iedere handelspraktijk die oneerlijk is ten opzichte van consumenten, zelfs als de strafrechtelijke boetes ook van toepassing kunnen zijn, ongeacht het feit of een procedure daarin reeds is gestart of nakend is. Daarenboven kunnen andere bedrijven ook een stakingsbevel bekomen voor alle handelspraktijken die een ‘oneerlijke marktpraktijk’ inhouden in de zin van Artikel 95 WMPC), een concept dat iedere schending van om het even welke wet dekt (bvb. de WMPC of de WEH)  [Note: Zie Brussel, 21 april 2010, Entr. et dr. 2011, 2, p. 136.]. Deze stakingsprocedures worden ingesteld bij de voorzitter van de rechtbank van koophandel, die zal beslissen ‘zoals in kortgeding’, dit wil zeggen over de grond van de zaak, maar in een versnelde procedure. De voorzitter van de rechtbank van koophandel kan ook dwangsommen opleggen wanneer men niet handelt in overeenstemming met het gevelde vonnis of kan de publicatie van het vonnis bevelen, wat de e-reputatie van het bedrijf eventueel kan schaden.

Tot slot kan iedere persoon die schade oploopt of verlies lijdt ten gevolge van een verboden handelspraktijk een schadevergoeding eisen op basis van 1382 van het Burgerlijk Wetboek, op voorwaarde dat hij of zij het bewijs kan voorleggen van een ‘fout’ (i.e. het feit dat de praktijk bij wet verboden is), van de opgelopen schade of het geleden verlies en van het oorzakelijk verband tussen de ‘fout’ en de schade of het verlies.