E-Reputation Law - a case study on e-reputation

For further information, please visit the e-reputation law website

E-Reputation Law

Destructieve reactie: kan ik een schadelijk bericht doen verdwijnen?

Hoewel het een nogal radicale oplossing lijkt, kan het verkrijgen van de verwijdering van een bericht, of het doen verdwijnen ervan, zijn impact beperken.

Vooraleer de voorwaarden van een ‘destructieve’ reactie te bespreken, is het van belang om eraan te herinneren dat het bericht louter de expressie is van een idee. Het verwijderen van het bericht zal het idee niet doen verdwijnen, en een nieuw bericht dat hetzelfde idee bevat, kan op elk moment verschijnen, soms zelfs sterker dan voorheen.

In termen van e-reputatie, kan het verwijderen van berichten belangrijke risico’s inhouden: de verwijdering kan bijvoorbeeld slechts tijdelijk, en dus nutteloos, zijn; bovendien kan het ook mislopen en zelfs zeer negatief uitdraaien voor de e-reputatie van het bedrijf.

Verwijdering moet daarom enkel als strategie gekozen worden na een grondige analyse van de inhoud van het bericht, zijn locatie op het Internet, zijn auteur, het gewenste resultaat, en de identificeerbare risico’s.

(a) Inhoud: is de schadelijke boodschap onwettig?

Een eerste punt dat het bedrijf zou kunnen controleren is dat van het (on)wettig karakter van de schadelijke boodschap, in het licht van de gerechtelijke, maar vooral de buitengerechtelijke, mogelijkheden die voorhanden zijn ten aanzien van onwettige commentaren.

(i) (Grenzen aan) de vrijheid van meningsuiting

Bij de beoordeling van de wettigheid van een bepaalde boodschap moet men rekening houden met het recht op vrije meningsuiting, waarvoor Artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens  [Note: online beschikbaar.] het volgende bepaalt:

1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. […]
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn, […] [voor] het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen [...]
(eigen benadrukking)

Artikel 11 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie  [Note: online beschikbaar.], dat in samenhang met Artikel 52 moet gelezen worden, voorziet gelijkaardige regels.

Het principe van vrije meningsuiting kan ook teruggevonden worden in Artikel 19 van de Belgische Grondwet:

De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd.

In beginsel ‘heeft iedereen het recht op vrijheid van meningsuiting’, de uitoefening van dit recht mag daarom enkel beperkt worden indien alle van de volgende voorwaarden vervuld zijn:

Deze regels zijn van toepassing ongeacht welke entiteit de vrijheid van meningsuiting beperkt (of het nu een publieke of een private entiteit is)  [Note: EHRM, 29 februari 2000, Fuentes Bobo t. Spanje, zaak 39293/98, §38 (online beschikbaar, in het Frans).] en ongeacht de aard van de boodschap  [Note: EHRM, 7 december 1976, Handyside t. Verenigd Koninkrijk, zaak 5493/72, §49 (online beschikbaar, in het Engels); EHRM, 24 februari 1994, Casado Coca t. Spanje, zaak 15450/89, §35 (online beschikbaar, in het Engels); EHRM, 24 februari 1997, De Haes & Gijsels t. België, zaak 19983/92, §46 (online beschikbaar, in het Engels).].

Artikel 10.2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens vermeld uitdrukkelijk dat één van de mogelijke beperkingen op de vrijheid van meningsuiting de bescherming van de reputatie kan zijn.

Er zijn twee grote bronnen van reputatieschade: racistische en negationistische verklaringen aan de ene kant, en lasterlijke en beledigende commentaren aan de andere kant. Deze website zal enkel de tweede categorie behandelen.

(ii) Lasterlijke uitspraken (artikelen 443-444 Belgisch Strafwetboek)

Laster en eerroof zijn twee uitzonderingen op de vrijheid van meningsuiting die inhouden dat iemand een publieke uitspraak doet waarin hij of zij aan iemand anders een specifiek feit toeschrijft dat van zulke aard is dat het de reputatie van deze persoon kan schaden, en hij of zij dit doet met kwaadwillig opzet, zonder enig bewijs (laster) of zonder wettelijk mogelijk/toelaatbaar bewijs (eerroof)  [Note: Artikelen 443-444 Belgisch Strafwetboek (geconsolideerde versie op JUSTEL: in het Nederlands; in het Frans).].

De vereisten van publiciteit, van kwaadwillig opzet, en van bewijs kunnen nog verder gepreciseerd worden.

Voor de vereiste van publiciteit van de uitspraak is het onderscheid dat we voorheen gemaakt hebben tussen publieke en private communicatiemiddelen van bijzonder belang (zie de vraag van de definitie van elektronische post). Het valt immers moeilijk te verdedigen dat een privé bericht dat van een lid van een webforum naar een ander lid wordt gestuurd, lasterlijk is; een artikel dat publiekelijk op een blog gepubliceerd wordt, zal als een publiek communicatiemiddel beschouwd worden.

Het kwaadwillig opzet zal noodzakelijkerwijze afhangen van de manier waarop de schadelijke boodschap gepresenteerd wordt en het opzoekwerk dat tot haar publicatie geleid heeft. Wanneer het bericht duidelijk schadelijk is voor de reputatie van het bedrijf, dan kan het bedrijf opperen dat er een vermoeden is dat de publicatie met kwaadwillig opzet gebeurde  [Note: A. LORENT, ‘Atteintes portées à l’honneur ou à la considération des personnes’, in P. CHOMÉ, O. KLEES & A. LORENT (ed.), Droit pénal et procédure pénale, Brussel, Kluwer, 2003, p. 48.]. De auteur van de boodschap zal dan echter nog kunnen beweren dat hij of zij te goeder trouw handelde, indien hij of zij een legitiem doel nastreefde, indien er geen persoonlijke vijandigheid was ten aanzien van het bedrijf, indien de mening in voorzichtige en afgemeten termen geuit werd, en indien de zoektocht naar achtergrondinformatie van een zekere kwaliteit was  [Note: A. LORENT, ‘Atteintes portées à l’honneur ou à la considération des personnes’, in P. CHOMÉ, O. KLEES & A. LORENT (ed.), Droit pénal et procédure pénale, Brussel, Kluwer, 2003, p. 48.].

vraag naar bewijs laat tenslotte toe om een onderscheid te maken tussen laster en eerroof. In het geval van laster worden de beweerde feiten helemaal niet bewezen (bijvoorbeeld indien de fabriek op de foto helemaal geen band zou hebben met Janssens-Quidam). Bij eerroof, aan de andere kant, wordt de persoon verhinderd dit feit te bewijzen, ofwel omdat zulk bewijs wettelijk onmogelijk is, of omdat het relevante bewijs ontoelaatbaar is (bijvoorbeeld wanneer het aanvoeren van zulk bewijs een inbreuk zou vormen op het recht op privacy van een natuurlijke persoon of wanneer de beweerde feiten verjaard zijn). In de praktijk zullen bedrijven daarom vaker te maken hebben met laster dan met eerroof.

Men kan bijvoorbeeld het bestaan van laster inroepen wanneer een consument in een blogartikel op het internet vertelt dat Janssens-Quidam zich schuldig maakt aan praktijken van kinderarbeid en echt kattenbont gebruikt, met de bedoeling om zo de consumenten tegen Janssens-Quidam op te zetten, zonder echter in staat te zijn de waarachtigheid van deze beweringen te bewijzen.

(iii) Kwaadwillige ruchtbaarmaking (artikel 449 Belgisch Strafwetboek)

Het Belgische recht sanctioneert niet enkel kwaadwillige beweringen met betrekking tot onbewezen feiten, maar het bestraft eveneens kwaadwillige beweringen over feiten die wel bewezen zijn.

Volgens artikel 449 van het Belgisch Strafwetboek zal er immers sprake zijn van kwaadwillige ruchtbaarmaking wanneer iemand een publieke verklaring aflegt waarin hij of zij iemand anders een bepaald en bewezen feit ten laste legt dat van die aard is dat het de reputatie van die andere kan schaden, zonder enige reden van publiek of privaat belang voor deze openbaarmaking, maar enkel met het oogmerk om te schaden.

(iv) Belediging (artikel 448 Belgisch Strafwetboek)

Tenslotte voorziet het Belgisch Strafwetboek eveneens in straffen voor het publiekelijk beledigen van iemand, met kwaadwillige bedoelingen. Men kan bijvoorbeeld aannemen dat er sprake is van belediging wanneer iemand ‘bende oplichters!’ zou schrijven met betrekking tot Janssens-Quidam.

(v) Relevantie van criminele straffen

Deze strafrechtelijke bepalingen voorzien in straffen (strafboetes en opsluiting)  [Note: Laster en eerroof: acht dagen tot één jaar opsluiting en een boete tussen 156 EUR en 1200 EUR;
Kwaadwillige ruchtbaarmaking: acht dagen tot twee maanden opsluiting en/of een boete tussen 156 EUR en 2400 EUR;
Belediging: acht dagen tot twee maanden opsluiting en/of een boete tussen 156 EUR en 3000 EUR.]
voor een brede waaier aan verklaringen die een ontevreden klant zou kunnen doen over een bedrijf. Criminele straffen zijn echter gebaseerd op de veronderstelling dat een bedrijf betrokken wil worden bij een strafprocedure, hetgeen eerst een klacht en daarna openbare vervolging inhoudt. Dit mechanisme is bovendien niet in staat om onmiddellijk (of zelfs maar snel) een antwoord te bieden aan de schadelijke boodschap. Daarenboven worden deze misdrijven bestempeld als ‘drukmisdrijven’ wanneer ze schriftelijk plaatsvinden (zoals het geval zal zijn op het Internet  [Note: Cass. 6 maart 2012, P.11.0855.N/2, onuitgegeven (online beschikbaar).]), met als gevolg dat (in de huidige staat van het Belgische recht) het Hof van Assisen bevoegd zal zijn voor zulke zaken. Dit maakt het gehele verloop nog trager, onder meer omdat dit strafhof uit een jury bestaat.

Het is daarom weinig waarschijnlijk dat een bedrijf in de praktijk nog maar zou denken aan het indienen van een strafrechtelijke klacht tegen de auteur van een schadelijke boodschap.

Toch is het nuttig om deze strafrechtelijke regels in het achterhoofd te houden, aangezien het bewijs van een onwettig karakter buitengerechtelijke mogelijkheden kan doen ontstaan, in het bijzonder als het bedrijf de verwijdering van de schadelijke boodschap als de ideale oplossing beschouwt.